Trosbloem (Medinilla)

De Medinilla (in Nederlands ook wel ‘trosbloem’ genoemd) behoort tot de Malastomateceae- familie. De populaire Medinilla magnifica is afkomstig uit de Filipijnen waar ze bekend staat onder de naam “Kapa-Kapa”. De tropische plant werd ontdekt door gouverneur José de Medinilla y Pineda van de Marianen-eilanden, waaraan ze ook haar naam dankt. De plant is terug te vinden in tropische regenwouden van Afrika en Zuidoost-Azië.

De kamerplant is - net zoals een orchidee en een bromelia - een epifyt. De term is afkomstig uit het Grieks : ‘epi’ betekent ‘op’ en ‘phyton’ betekent ‘plant’. De plant groeit op takken van een boom zonder er voedingsstoffen aan te onttrekken. Ze gebruikt de boomtak enkel als houvast om dichter bij het zonlicht te komen en haalt water en voedingsstoffen uit de lucht en regen. De plant brengt dus geen schade aan de boom aan.

De tropische hangplant kan je herkennen aan de vierkante, kurkachtige stengels die verhouten naarmate de plant ouder wordt. Daarop groeien glanzende, donkergroene bladeren van 30 tot 35 cm lang.

De lange, hangende bloemtrossen geven de plant een spectaculaire, exotische uitstraling. De trossen worden tot 50 cm groot en hebben opvallende roze schutbladeren waarin bloemknoppen groeien. De bloemknop begint als een dikke, belvormige knop. Daaruit groeien kleine roze, rode of paarse bloemetjes van ongeveer 2,5 cm groot die 3 tot 5 maanden bloeien. Door het gewicht van de bloemtrossen kan de plant omvallen. Dit kan je oplossen door de plant te verstevigen of te verpotten in een grotere pot.

De Medinilla bloeit van november tot februari. Eenmaal de plant is uitgebloeid, kan je de bloemstengels wegknippen om zo de plant te stimuleren om nieuwe stengels te ontwikkelen. Plaats de plant op een koele, lichtrijke plaats. Met een beetje geluk zal je plant opnieuw beginnen bloeien.

De Medinilla houdt van een lichtrijk plekje zonder direct zonlicht. Een vensterbank aan een oost- of west-georiënteerd raam is dus heel geschikt. Als je plant aan een raam op het zuiden staat, raden we je aan om ze in het voorjaar en in de zomer iets verder van het raam te plaatsen zodat ze niet wordt blootgesteld aan het felle zonlicht. Zo vermijd je dat de bladeren gaan verbranden. Een kamertemperatuur van 17 tot 25°C is perfect.

Een Medinilla wordt bij voorkeur in het vroege voorjaar (maart-mei) verpot, vóór de bloeiperiode. Dan heeft de plant meer energie en zullen beschadigde wortels zich sneller kunnen herstellen. Verpot je plant niet wanneer ze in bloei staat of wanneer ze knoppen draagt. Dit zal een negatieve invloed hebben op de bloei en de plant zal onvoldoende energie hebben om eventuele schade aan de wortels op te vangen.

Verpot je plant in een pot met een diameter die 3 cm groter is dan de oude pot. Gebruik bij het verpotten een aangepaste potgrond zoals COMPO SANA Potgrond Kamerplanten & Palmen.

De Medinilla houdt van een licht vochtige grond. Je kan je plant elke week een scheutje water geven. Laat de grond tussen de gietbeurten door uitdrogen en vermijd dat er water in de pot blijft staan. Zo voorkom je wortelrot, gele bladeren, bladval en verwelkte bloemen. Een laagje hydrokorrels op de bodem van de pot zorgt voor een goede drainage. Conclusie : geef je plant dus liever te weinig water dan te veel.

Je kan de bladeren van je plant eveneens besproeien met water. Dit zal de luchtvochtigheid verhogen en bruine bladpunten voorkomen. Door regelmatig het stof van de bladeren te verwijderen, zorg je voor een prachtig bladerdek.

Je kan je Medinilla bemesten als de plant niet in bloei staat. Tijdens de lente- en zomermaanden (na de bloei) kan je een portie vloeibare meststof toevoegen aan het gietwater. Volg hierbij nauwgezet de doseringsaanbevelingen op die vermeld staan op de verpakking. Zo vermijd je dat de bladeren zwart kleuren. Tijdens de herfst en de winter gaat de plant in rust en is het dus niet nodig om te bemesten.

In het late voorjaar, direct na de bloeiperiode en vóór het begin van de nieuwe groeicyclus, kan je je Medinilla snoeien. Daarbij worden uitgebloeide bloemstengels vanaf de onderkant afgesneden met behulp van een scherp, schoon mesje of schaar. Zo stimuleer je de plant om nieuwe stengels te ontwikkelen en houd je de plant compact. Ook dode bladeren, beschadigde takken en zieke takken moeten worden verwijderd om je plant gezond te houden.

Een Medinilla kan heel eenvoudig worden vermeerderd via stekken. Dit gebeurt bij voorkeur in het voorjaar na de bloei. Hiervoor snijd je een jonge stengel van 10 tot 15 cm af aan de basis van de plant. Verwijder vervolgens de onderste bladeren, plaats de stengel in COMPO SANA Potgrond Zaaien & Stekken en plaats de pot op een warme (temperatuur van 20 tot 25°C) en lichtrijke plek. Na 1 tot 2 maanden is de plant ingeworteld en kan je ze uitplanten.

Als er tijdens de bloeiperiode witte vlekjes op de bladeren zichtbaar zijn, hoef je je geen zorgen te maken. Het gaat om groeisuikers die de plant tijdens de bloei produceert. Deze zijn niet schadelijk voor je plant.

Een Medinilla is vooral bij een lage luchtvochtigheid en onjuiste watergift heel vatbaar voor plagen.

Spintmijten steken de kop op bij een droog klimaat en kan je herkennen aan kleine vlekjes en fijne spinsels op en onder de bladeren. Witte, watachtige pluisjes in de bladoksels of op de stengels wijzen op een wolluizenplaag. Als je een plakkerige vloeistof op de bladeren opmerkt, dan gaat het hier over honingdauw die wordt uitgescheiden door schildluizen en/of bladluizen. Ook witte vliegjes en trips kunnen voorkomen op je Medinilla.

Daarnaast kan je Medinilla te kampen krijgen met wortelrot. Dit komt voornamelijk doordat je plant te veel water heeft gekregen en door het gebrek aan een goede drainage. Als er bruine of witte vlekjes op de bladeren van je plant verschijnen, dan staat je plant vermoedelijk in een te vochtige omgeving met te weinig of zelfs geen luchtcirculatie.

Alles begint dus bij :

• Een voldoende hoge luchtvochtigheid : dit kan je doen door de bladeren te besproeien met water.
• Voldoende water : laat de bovenste laag potgrond tussen twee gietbeurten goed uitdrogen zodat er geen wortelrot optreedt.
• De juiste standplaats : stel de plant niet bloot aan plotse temperatuurschommelingen en/of tocht.