Bladhaantjes

Bladhaantjes zijn te vinden vanaf juni of juli. Ze zijn bijna 1 cm groot en behoren tot de bijtende insecten. Er zijn vele soorten bladhaantjes, bijvoorbeeld Criocerinae, Galerucinae, Bruchinae en Melasoma populi. Daardoor hebben de diverse exemplaren verschillende kleuren. Het leliehaantje is bijvoorbeeld felrood van kleur. Bladhaantjes voeden zich met bladeren en tasten ook bloemen aan. Ze vreten ronde gaten en bochten in de bladeren en soms ook in de bloemen. Dit kan leiden tot aanzienlijk bladverlies en zelfs kaalvraat. Het vrouwtje van het leliehaantje kan in de loop van de zomer wel 300 eitjes aan de onderkant van bladeren leggen. Uit de eitjes komen slechts weinig later de vraatzuchtige larven. De larven van het bladhaantje vreten op de beschermde onderkant van het blad. Door hun donkere, slijmerige uitwerpselen zijn ze goed gecamoufleerd. Als gevolg van hun vraatactiviteit ziet het blad er vlekkerig uit. De voorkeur wordt gegeven aan planten met een zonnige standplaats en een magere, droge bodem.

Onderzoek de planten regelmatig, vanaf begin april, op de larven van het bladhaantje. Wanneer je larven vindt, is bestrijding noodzakelijk. Bespuit de plant gelijkmatig van alle kanten. Afhankelijk van de plaag, kan een tweede behandeling plaatsvinden.