Zonnebloem

Een zonnebloem is heel blij met een zonnige standplaats in je tuin. Hoe kan het ook anders, met zo'n naam? Behalve een lichte en warme standplaats moet dat ook een tegen de wind beschutte plek zijn, omdat sterke windvlagen gevaarlijk kunnen zijn voor de lange, dunne stelen. Heb je nog een plekje over bij een hek of bij een muur van je huis? Dat is precies goed voor de zonnebloem! Maar ook in groepen geplant of tussen schaduw gevende vaste planten zijn de lange stelen goed beschermd tegen windvlagen.

Van koele temperaturen houden zonnebloemen in het geheel niet, dus zet deze plant niet voor eind mei in de tuin. Je kan echter al in april beginnen met telen op een warme, lichte vensterbank. Een groot voordeel daarbij is dat de zonnebloem op een beschutte plek haar karakteristieke harige steel goed kan ontwikkelen. Vooral slakken vergaat zo de eetlust.

Je kan bij het telen rustig 3 tot 5 zaden in een kweekbak doen, want meestal ontkiemen niet alle zaden. Bedek de zaden vervolgens met een laag aarde van ongeveer 2 cm dik en houd ze in de weken daarna gelijkmatig vochtig. Zodra de zonnebloem twee of meer blaadjes heeft ontwikkeld, wordt ze te groot voor de pot. Verwijder daarom uit iedere kweekbak de kleinste zaailingen. Als het in de weken daarna nog steeds geen warmer weer is geworden, kan het nodig zijn de overgebleven zonnebloemen naar grotere potten te verpotten. Na de IJsheiligen (midden mei) kunnen ze dan op de vollegrond.

Tijdens het kweken hebben je zonnebloemen grote hoeveelheden water nodig om krachtig kunnen groeien. Daarbij geldt dat hoe groter de plant is, hoe meer water ze nodig heeft. Tijdens de warme zomermaanden kan zelfs dagelijks gieten nodig zijn.

Maar ook voedingsstoffen zijn heel belangrijk voor de groei, omdat zonnebloemen tot de sterk opnemende planten behoren. Tijdens de groeiperiode kan je dus met wat stikstofrijke meststof eenmaal per week iets goeds doen voor je zonnebloemen.